In de discussie rond de aanhoudend hoge inflatie lijken er momenteel twee bloedgroepen te zijn. De ene groep maakt zich, terecht overigens, zorgen om de uitholling van de koopkracht van consumenten. Zo bedroeg de Amerikaanse inflatie in juni 9,1%, terwijl het uurloon volgens het payrollreport in juli ‘slechts’ met 5,2% steeg. De VS zijn zelfs nog koploper als het gaat om loonstijgingen, dus zal het koopkrachtverlies elders alleen maar groter zijn.
De oplossing voor dit probleem lijkt simpel: loonstijgingen. Hierbij helpt het dat arbeid nu de juiste kaarten in handen heeft: de arbeidsmarkt was nog nooit zo krap! Na jaren in het verdomhoekje te hebben gezeten, heeft de factor arbeid eindelijk de macht om een groter deel van de taart op te eisen.
Hoho, wacht eens even, zegt de andere groep dan. Loonstijging is het laatste wat je wilt zien als je inflatie onder controle tracht te krijgen. Die hogere loonkosten berekent het bedrijfsleven immers doodleuk door aan de klant, waarmee je weer een volgende golf aan inflatie voedt.
Hierbij helpt het dat het bedrijfsleven nu de juiste kaarten in handen heeft. Na het wegvallen van de covidbeperkingen zien we een piek als gevolg van de opgekropte consumentenvraag, die zich echt niet laat afschrikken door een procentje hogere prijzen. Kijk maar naar de laatste cijfers van het (beursgenoteerde) bedrijfsleven. Winst en omzet waren ook in het tweede kwartaal weer beter dan verwacht en lieten bovendien aardige stijgingen zien. Het bedrijfsleven heeft meer dan voldoende marktmacht om zijn deel van de taart te beschermen, dus loonstijgingen – eenmalig of anderszins – leiden slechts tot hogere inflatie.
Arbeid versus kapitaal
En zo zijn we terug bij een klassieke tegenstelling van arbeid versus kapitaal, waarbij de discussie in de kern neerkomt op de vragen: hoe verdelen we de taart en wie heeft de meeste marktmacht? Ik ben het persoonlijk helemaal eens met de eerste groep, maar weet tegelijkertijd dat ook de tweede groep gelijk heeft.
Is er dan helemaal geen oplossing? Theoretisch gezien wel. Als het hier echt om een verdelingskwestie gaat, helpt het altijd als de taart groter wordt. Groeit de economie in reële zin of stijgt de arbeidsproductiviteit, dan ontstaat er ruimte waardoor beide partijen, zowel arbeid als kapitaal, iets extra’s kunnen krijgen zonder dat dat ten koste gaat van de ander. Spijtig alleen dat we aan deze uitweg in de praktijk momenteel weinig hebben. De VS kennen al twee kwartalen van negatieve groei, de Bank of England waarschuwt voor een langdurige recessie en ook in Europa lijkt de taart niet bepaald groter te worden.
En dus zijn de vooruitzichten verre van gunstig. Juist doordat beide partijen de juiste kaarten in handen denken te hebben, ligt een langdurige strijd op de loer.
(Origineel gepubliceerd in het FD van 10 augustus 2022)