In de eindeloze stroom analyses, beschouwingen en adviezen over hoe Europa de huidige energiecrisis het hoofd moet bieden, viel mijn oog deze week op het interview met oud-Shell-topman Jeroen van der Veer in De Telegraaf. Op de vraag of de huidige hoge gasprijzen tot een investeringsgolf in de ontwikkeling van Noordzeegas leiden, antwoordde hij ontkennend: ‘Tegen de tijd dat je investering wordt uitgevoerd, zijn die prijzen misschien wel helemaal niet zo hoog meer.’ Een gasveld vinden en exploiteren kost veel tijd en geld, waarbij niet de huidige (hoge) prijs van belang is, maar de onzekere toekomstige prijs.
Dat klinkt logisch, maar staat haaks op wat onder economen bekendstaat als de varkenscyclus, waarbij een hoge prijs een prikkel vormt voor bestaande (of nieuwe) boeren om meer varkens te fokken. Tegen de tijd dat die dieren tot volle wasdom zijn gekomen, is er prompt sprake van overaanbod, wat de prijs van varkensvlees sterk onder druk zet. Hierdoor haken veel fokkers af en wordt de kiem gelegd voor een toekomstig tekort aan varkensvlees. Dat de verhouding tussen vraag en aanbod niet soepel verloopt, is te wijten aan het feit dat het de nodige tijd kost om nieuw aanbod aan te boren. Varkens, koffie, kerstbomen, studievoorkeuren: overal waar aanbod met een vertraging online komt, kan dit fenomeen optreden.
Een paar gedachten
Waarom zou dat voor gas niet gelden, vroeg ik me af. Een paar gedachten.
De eerste is dat dit wel degelijk heeft plaatsgevonden: het is precies wat gebeurde tijdens de ‘schaliegasrevolutie’ vorig decennium in de VS. Hoge prijzen lokten producenten naar de markt, waardoor de olieprijs in 2015-2016 implodeerde. Die pijnlijke les is nog niet vergeten, waardoor de Amerikaanse producenten er momenteel minder happig op zijn de productie weer aan te zwengelen.
Ten tweede: het grote verschil tussen Amerikaanse schalie- en Noordzeegas is het aantal potentiële producenten. Zolang slechts een handjevol aanbieders de hoge investeringskosten kan opbrengen, ligt het gevaar van strategisch gedrag op de loer.
Ten derde lijkt het me niets nieuws dat de opbrengsten afhangen van een onzekere toekomst. Volgens die logica zou er nooit één gasveld zijn geëxploiteerd. Van der Veer zegt het weliswaar niet, maar er lijkt toch een suggestie achter te zitten dat de overstap naar een CO₂-armer energiehuishouden een structurele onzekerheid over de toekomstige prijs van gas heeft gecreëerd. Loont het nog om in nieuwe gasvelden te investeren?
En zo zitten we met iets dat op een omgekeerde varkenscyclus lijkt. Juist door niet te investeren neemt de kans op (blijvend) hoge gasprijzen toe, waarmee investeren achteraf gezien wel degelijk rendabel zou zijn geweest.
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 9 maart)