Hét jaarlijkse hoogtepunt voor alle nerds die van financiële markten houden is de publicatie van het Global Investment Returns Yearbook van Credit Suisse, oftewel het jaarboek van Dimson, Marsh en Staunton, de drie heren achter deze publicatie. De publicatie put uit een unieke database, waar onder andere aandelen- en obligatierendementen vanaf 1900 te vinden zijn voor ruim twintig landen
Waar de meeste grafieken en analyses doorgaans alleen de Amerikaanse markt in ogenschouw nemen, breidt deze database de analyse uit. Hoe goed zijn aandelenrendementen als er een wereldoorlog op eigen bodem wordt uitgevochten? Of wat te denken van hyperinflatie? De VS hebben dergelijke gebeurtenissen weten te vermijden, dus door toevoeging van Europa verrijk je de conclusies die je kunt trekken over het gedrag van financiële markten. Dat het hier alleen om jaardata gaat is slechts een klein offer.
Stel, u had in 1900 $1 in de Amerikaanse aandelenmarkt belegd: hoeveel zou dat eind 2020 waard zijn geweest? Ruim $69.000, een gemiddeld jaarrendement van 9,7%. Nou kon je in 1900 uiteraard veel meer met die ene dollar kopen dan nu, dus wat zou je jaarlijkse rendement zijn geweest als we rekening houden met inflatie? Een respectabele 6,6% in reële termen.
Hiermee steekt de VS inderdaad gunstig af ten opzichte van het rendement op ‘de’ wereldindex (5,2%), terwijl de teller voor Duitsland slechts op de helft van de VS is blijven steken (3,3%). En Nederland? Met 5,1% doen we het net ietsje minder goed dan de wereldindex, maar dat komt uiteraard doordat de VS dat gemiddelde heeft opgekrikt.
En hoe verhoudt zich dit dan tot de obligatiebelegger? In reële termen lagen de rendementen voor de VS (2,0%), Nederland (1,8%) en Duitsland (-1,2%!) overal flink lager dan die van aandelen. Dat Duitsland qua rendement overal onderaan bungelt, doet vermoeden dat hyperinflatie en wereldoorlogen niet bepaald bij hebben bijgedragen aan een hoger rendement voor beleggers.
Naast een eindeloze bron van leuke weetjes voor bij de borrel (wat was dat ook alweer, een borrel?) staat er ook een berg interessante grafieken in het rapport. Een van mijn favorieten is die van de sectorsamenstelling van de Amerikaanse aandelenmarkt in 1900. In dat jaar bestond de Amerikaanse aandelenmarkt voor ruim 60% uit ‘spoor’-aandelen, bedrijven die zich op de ontwikkeling van het treinverkeer stortten.
Met de kennis van nu weten we dat de spoorsector geen blijvertje is gebleken, waarmee die 60% dus veel van een echte bubbel wegheeft. Zelfs met een dergelijke scheve sectorverdeling leverde de Amerikaanse aandelenmarkt in de 121 jaar die volgden een reëel rendement van 6,6% op. Kun je nagaan wat dat zou zijn geweest als je die treinsector in 1900 links had laten liggen.
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 24 maart 2021)