In mijn zoektocht weer eens een column te schrijven waarin het c-woord niet te lezen zou zijn, werd ik dit weekend op mijn wenken bediend. In de film Downsizing (2017, met Matt Damon in de hoofdrol) hebben wetenschappers een techniek ontwikkeld die het mogelijk maakt om levende wezens met een factor 14 te verkleinen. De film is geen aanrader, na een heel vermakelijk eerste halfuur gaat het verhaal volledig van het padje af, maar zette me wel aan het denken.
In de film was de verkleining vrijwillig, waarna je in overkoepelde woongemeenschappen ging wonen, om te voorkomen dat je een snack voor vogels zou worden. Waarom zou je je vrijwillig tot 13 centimeter willen laten verkleinen, vraagt u zich af? Omdat het leven een heel stuk goedkoper wordt, bijvoorbeeld. Ruimte is plots geen probleem meer, de bouwkosten van een nieuw huis vallen in het niet bij de grote wereld en ook qua consumptie kun je plots met grofweg een veertiende uit. Dure diamanten? Een schijntje bij wat het normaal kost. Ook verlaagt iemand zijn global footprint door deze ingreep aanzienlijk: al het afval dat een dorp in drie jaar geproduceerd had, paste in één vuilniszak uit de wereld van de Grote Mensen.
Wie zegt dat ik niet al dertien centimeter ben?
Dit plan werkt uiteraard alleen als je nog steeds evenveel verdient als in de Grote Mensen-wereld, wat op den duur wellicht niet waarschijnlijk is. Aan de andere kant, ik heb de afgelopen twee maanden voor mijn werk ook niemand in levenden lijve ontmoet, dus wie zegt dat ik niet al dertien centimeter ben? Virtueel ziet niemand het verschil. Telewerkers, IT specialisten, zelfs filmsterren zouden de sprong kunnen wagen, waarmee voldoende kritische massa wordt bereikt om het ook voor anderen aantrekkelijk te maken om zich te verkleinen.
Zou ik het doen? Nooit van mijn leven. Waar de kleintjes als de winnaars uit de bus komen, zijn de achterblijvers degenen die het gelag moeten betalen. Door het wegvallen van consumenten komt er een overaanbod van ‘grote’ huizen, consumptieve bestedingen lopen structureel terug, waarmee bedrijven failliet zullen gaan. Geen overheid die een dergelijke structurele daling van bestedingen zal kunnen opvangen, met een aanhoudende depressie tot gevolg. En wat denkt u dat die achterblijvers dan gaan doen? Braaf verkleinen, of hun woede koelen op de paradijselijke koepels van de kleintjes? Ik blijf liever groot.
Hebben we hier verder iets aan? Niet als we het puur hebben over het verkleinproces, want dat gaat er uiteraard nooit komen. Trekken we het echter wat breder, dan roept het vragen op in hoeverre ons huidige economische model bestand is tegen een structurele daling van de vraag, bijvoorbeeld door vergrijzing. Het groeimodel, dat werkt wel. Maar bestaat er ook een krimpmodel? Als u het weet, hoor ik het graag.
(origineel gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 20 mei 2020)