Vorig jaar lanceerden een aantal Aziatische en Australische vliegtuigmaatschappijen een nieuwe dienst. Stap in een vliegtuig, vlieg een paar uur rond en keer vervolgens weer terug op de plek waar je was opgestegen. Zonder tussenlanding, zonder specifiek einddoel. Zie het als een dagje uit. Het leverde deze vluchten al snel de titel Flights to Nowhere op.
Dat een vliegtuigmaatschappij zoiets bedenkt, kan ik me goed voorstellen. Al dat ongebruikte materieel dat aan de grond staat en waar je geen stuiver omzet mee kunt draaien; ik snap best dat je handen daarvan gaan jeuken. Bovendien: rust roest. Dus dat je piloten en personeel toch een beetje in vorm wil houden is niet meer dan logisch. Ook bij de marketingafdeling hadden ze weinig om handen, dus dat daar vervolgens iemand een balletje opgooide is ook logisch.
Maar dan de consument. Wie gaat er uit eigen vrije wil op het hoogtepunt van de pandemie met een groep onbekenden in een opgesloten ruimte zitten om op te stijgen en vervolgens drie uur later weer te landen op dezelfde luchthaven? Geen vrienden bezocht, geen jungle gezien, geen zwembad beroerd. Doe je dat omdat je de catering zo lekker vindt? Of gaat het je echt om het vliegen, het mooie uitzicht als je langs de kust of een bergketen vliegt? Vanachter een raampje in een Boeing? Uit ervaring weet ik dat dit niet de mooiste plaatjes oplevert.
Toch geen tijdelijke hype
Een tijdelijke hype, dacht ik, voor mensen met te veel geld en geen leven. De nieuwigheid zou er snel vanaf gaan, waarmee deze trend tot één van de (vele) vreemde uitwassen van de coronacrisis zou verworden, zo was mijn verwachting. En inderdaad, na de nodige media-aandacht bij lancering van deze dienst, verstomde de berichtgeving al snel en het fenomeen leek daarmee een stille dood gestorven.
Totdat mijn oog deze week viel op een bericht dat Zuid-Korea het aantal Flights to Nowhere vanwege de ongekende populariteit gaat uitbreiden. Sinds december vorig jaar zijn er al zo’n achtduizend passagiers geweest en de tickets gaan nog steeds als zoete broodjes over de toonbank. In hoeverre dit allemaal diehard vliegfanaten zijn, kun je je bovendien afvragen. Want wat blijkt? Gemiddeld besteedden deze passagiers ruim duizend dollar aan belastingvrije artikelen, ongeveer drie keer zoveel als voor het uitbreken van de pandemie. Alles dus voor een (vermeend) koopje.
Collega-columnist Elisa Hermanides vroeg zich hier vorige week al hardop af of we ons consumptie- en reisgedrag zouden gaan aanpassen door de pandemie. Groener, iets meer milieubewust. Ze dacht eigenlijk van niet. Als ik zie dat we vliegtuigen op het hoogtepunt van de pandemie als zwevende warenhuizen zijn gaan gebruiken, kun je je dat inderdaad heel erg sterk afvragen. Het klinkt meer als een vlucht nergens naartoe.
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 21 april 2021)