We kijken Tussen Kunst en Kitsch, het televisieprogramma waar burgers en buitenlui hun (antieke) schatten komen laten zien, in de hoop een pareltje in huis te hebben. Op tafel staat een zilveren bouilloire. Een wat? Een bouilloire: dat moest ik ook eerst even googlen.
Als ik het moet omschrijven dan hou ik het op een protserige theeketel die op een brander staat. De bouilloire is helemaal van zilver, in elkaar gezet rond 1860 en hartstikke knap gemaakt. Maar verder is het een spuuglelijk ding. Overigens is de dienstdoende expert van het programma een stuk vleiender in zijn omschrijving, want die heeft het over een ‘pronkstuk’ en noemt het zelfs ‘indrukwekkend’. Kwam ik dat ding op een rommelmarkt tegen, dan zou ik er geen cent voor over hebben.
Nou gaat het er bij dit programma uiteraard niet om wat ik ervoor zou willen betalen, het draait om wat het voorwerp volgens de experts waard is. Mijn vrouw en ik zetten in. Met het oplopen van de zilverprijs denk ik dat dat ding wellicht €500 oplevert, mijn vrouw gaat voor het dubbele. De expert wikt en weegt en komt uiteindelijk met een schatting van €4000. De eigenaars van de bouilloire beginnen prompt evenveel te glimmen als het pronkstuk zelf.
Maar waarom dan…?
Een waarde van €4000. Maar waarom dan? Omdat er kennelijk mensen zijn die het wél mooi vinden, die er graag naar kijken, of die wellicht verwachten dat het in de toekomst nog meer waard zal worden. Die prijs is nauwelijks gerelateerd aan de gebruikte materialen, maar wordt voor het grootste deel bepaald door de prijs van vergelijkbare objecten die recent van de hand zijn gegaan. Voeg een verzamelaar met (te) veel geld aan de vergelijking toe en wellicht was die bouilloire wel €40.000 waard geweest. Het is maar wat de gek ervoor geeft.
Dit fenomeen beperkt zich overigens niet tot kunst. Een huis in Amsterdam, de prijs van een niet nader te noemen cryptomunt, voetballers: maar waarom dan? En de nieuwste rage in dit rijtje is die van de non-fungible tokens (NFT’s). Unieke, niet te dupliceren sportkaartjes, filmpjes, of bijvoorbeeld stukken land in een virtuele omgeving.
Het meest in het oog springende voorbeeld is dat van een tien seconden durend filmpje van Beeple, het alter ego van filmmaker Mike Winkelmann, dat in oktober vorig jaar voor het absurde bedrag van $67.000 gekocht werd. Het filmpje is gewoon online te bekijken. Als ik het moet omschrijven dan is het een filmpje waarin wat houterig geanimeerde mensen langs een naakte reus (Trump) lopen. Geen cent waard, al helemaal niet $67.000. Dacht ik.
Vorige maand wisselde het filmpje voor $6,6 mln van eigenaar. Maar waarom dan? Omdat dat is wat de gek ervoor geeft…
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 10 maart 2021)