Mei 2005. We worden wakker ergens onder aan een dijk. Aan de ene kant liggen omgeploegde akkers -van die typische vette Zeeuwse klei- en aan de andere kant zien we de contouren van een huis. Misschien is het de rand van een dorp, maar een hoge heg en de schemer blokkeren het volledige beeld. Tegenwoordig zou je je mobiel er even bij pakken om vast te stellen waar je bent, maar dit is de tijd van de Nokia’s en de Blackberry’s, niet van de smartphones. Je moet het doen met wat je ziet. We zien één huis, akkers en een dijk.
Roparun 2005
Hoe we hier beland zijn? We doen mee aan de gekte die Roparun heet. Een 530 kilometer tellende non-stop estafetteloop van Parijs naar Rotterdam. Acht renners, verdeeld over twee teams. De laatste wissel vond in het holst van de nacht plaats in Antwerpen, waarna wij met onze camper onder aan deze dijk zijn beland. Na iets van drie uur slapen zijn we net wakker gemaakt met de mededeling dat het andere team alweer in aantocht is. Of die hufters niet wat langzamer kunnen rennen, wil iemand weten.
Veel slaap hebben we de afgelopen 32 uur niet gehad, dus iedereen is brak. Hoe brak blijkt pas als ik uit mijn bed stap: mijn benen zijn van hout. Elke stap doet pijn. Moet ik hier nog acht keer twee kilometer mee rennen, vraag ik me vertwijfeld af? Ik hoor links en rechts verwensingen: iedereen zit er redelijk doorheen, de moraal is ver te zoeken. Waarom deden we dit ook alweer?
Buiten kom ik Theo Kocken tegen, de aanvoerder van ons stel. Hij loopt met kromme benen, te auw-auw-auwen naast de camper, een koude pannenkoek in zijn hand. Hij kijkt me aan en ziet mijn vertwijfelde blik.
Plotseling maakt hij een huppeldansje en schreeuwt vervolgens uit volle borst met een Brabants accent: “Ik voel me KEI-GOED! Ik voel me KEI-GOED! Waarom zou ik zeuren? Ik voel me KEI-GOED! Ik voel me KEI-GOED! Wat gebeurt dat moet gebeuren!” Tegen de tijd dat hij dit lied van Hans Teeuwen heeft afgerond staat de hele groep buiten te grijnzen. Niemand voelt zich goed, al helemaal niet kei-goed, maar de moraal is weer terug. Nog even volhouden jongens, we zijn er bijna.
Dat dus. Dat zou ik het liefste willen doen. Voor jullie allemaal op een podium klimmen, een huppeldansje maken en uit volle borst zingen dat ik me KEI-GOED voel. Niet omdat ik me zo voel – ook bij mij eist die stomme corona-crisis inmiddels zijn mentale tol – maar om iedereen een hart onder de riem te steken. Voor de moraal. Nog even volhouden mensen. We zijn er bijna.
Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 24 februari 2021