Als u de volgende zin leest, over welk vakgebied denkt u dan dat we het hebben? ‘The underlying model is a backward-looking state-space model that employs the Kalman filter to decompose four key observable variables.‘ Quantum mechanica, sterrenkunde of economie?
Gegeven dat mijn columns doorgaans over economie en financiële markten gaan, vermoed ik dat de meeste van u wel voor optie drie zijn gegaan en dat blijkt terecht: de zin komt uit een recent artikel van de Europese Centrale Bank (ECB) met de titel ‘Potential output in the post-crisis period’. Ja, het is flauw om één enkele zin uit een studie te slopen en die op deze manier op te voeren. Dat neemt niet weg dat de ECB zich wat mij betreft iets te vaak schuldig maakt aan niet essentiële formuleringen zoals ‘forward-looking counterfactual assessments of state-space models’. Minpuntje dus.
Als we het sciencefictiongehalte even voor lief nemen, is dit overigens een mooi overzichtsartikel over een potentieel interessant onderwerp. Waarom interessant? Omdat potentiële groei kan dienen als een leidraad voor centrale banken en overheden om vast te stellen wanneer een economie moet worden gestimuleerd of worden afgeremd. Waarom spreek ik dan toch over potentieel interessant? Omdat je na lezing van het stuk sterk het gevoel hebt dat de foutenmarge waarmee we het over ‘de’ potentiële output hebben dusdanig groot is, dat je er in de praktijk niet heel erg veel aan hebt.
State space model van de ECB
Niet alleen levert het ‘state-space model’ van de ECB een bandbreedte van ongeveer 1% op, maar bovendien blijkt de potentiële output zich min of meer in lijn met de echte conjunctuur te ontwikkelen. Zo lag de potentiële groei in 2012 ergens tussen de 0% en 0,9%, waar dat in 2015 was opgelopen tot tussen de 0,8% en 1,7%. Zelf had ik het idee dat de potentiële groei een redelijk stabiel begrip zou zijn, afhankelijk van de arbeidspool, de kapitaalvoorraad en de productiviteitswinst, maar dat blijkt dus niet het geval te zijn.
De vraag is eigenlijk waarom de potentiële output de afgelopen tien jaar überhaupt lager is komen te liggen. Volgens de definitie die de ECB hanteert is potentiële output ‘het hoogst mogelijke niveau van economische activiteit dat behaald kan worden zonder dat het tot inflatiedruk leidt’. Als inflatie het ijkpunt is, wat gebeurt er dan met de potentiële groei als er structurele factoren zijn die die inflatie onderdrukken? De opkomst van internet, het verlies aan marktmacht van bedrijven en vakbonden, verbeterde efficiëntie: inflatie was toch dood volgens sommigen? Als dat inderdaad zo is, moet het automatisch tot een hogere potentiële groei leiden, toch?
Inflatie is dood: lang leve de potentiële groei!
(origineel gepubliceerd in het Financiele dagblad van 12 november 2018)