Surprise, surprise

Hét grote nieuws van de afgelopen week? De Economic Surprise Index van Citigroup voor de eurozone is door de -100 gezakt. Mocht dat u niet veel zeggen: de Surprise-index wordt door velen gezien als een geloofwaardige economische graadmeter. En -100 zie je niet vaak. De laatste keer dat de index daaronder zakte was in 2011, en alleen gedurende de recessie van 2008-2009 bleef de index duurzaam onder dit niveau. Een echt crisisniveau dus, maar wie naar de Europese beurs kijkt, ziet verdomd weinig crisis. Negeert de beurs de grootste groeiafzwakking in jaren, of is er iets anders aan de hand?

Eerst maar eens wat achtergrond. Het hele idee achter de Surprise-index is dat financiële markten voornamelijk reageren op verrassingen. Wordt er een nieuw inflatie- of groeicijfer gepubliceerd, dan gaat het niet zozeer om het cijfer zelf, maar in hoeverre dat cijfer afwijkt van hetgeen de markt verwacht had. Het lager dan verwachte Amerikaanse inflatiecijfers dat vorige week werd gepubliceerd is hier een aardig voorbeeld van. De inflatie steeg weliswaar van 2,4% naar 2,5%, maar omdat de kerninflatie ongewijzigd op 2,1% uitkwam — waar de consensus van analisten vooraf lag op 2,2% — reageerden de financiële markten opgelucht.

 

‘De laatste keer dat de Citigroup Economic Surprise Index onder het niveau van -100 zakte, was in 2011’

 

De surprise index zegt niets over de onderliggende groei

Op de korte termijn zijn mee- en tegenvallers bepalend voor de richting van de markt. Daar lijkt geen speld tussen te krijgen. De sleutelwoorden hierbij zijn ‘korte termijn’. Mee- of tegenvallers bepalen de koersbeweging voor een dag, misschien zelfs voor een week, maar de brede trend wordt uiteindelijk bepaald door de meer structurele zaken als onderliggende winstgroei, inflatie of geopolitieke ontwikkelingen. Dat de Amerikaanse beurs het de afgelopen tien jaar veel beter gedaan heeft dan de Europese beurs is niet het gevolg van een opeenstapeling van positieve verrassingen ten aanzien van de Amerikaanse economie, relatief ten opzichte van de Europese. De gemiddelde score van de Surprise-indices is voor de beide regio’s de afgelopen tien precies nul geweest. Dat is overigens geen toeval, maar de manier waarop de index is geconstrueerd: per definitie tendeert de index op de langere termijn naar nul. De index zegt dus helemaal niets over het niveau van de onderliggende groei.

Dat laatste punt is niet onbelangrijk. Dat de surprise index daalt kan veroorzaakt worden doordat analisten te ver zijn doorgeschoten in hun enthousiasme, óf doordat de economie echt afkoelt. Voor de index maakt dat onderscheid niet uit, maar voor de vooruitzichten voor financiële markten scheelt het een slok op een borrel. Als ik naar de macro-economische cijfers kijk die de laatste tijd zijn gepubliceerd, dan is er momenteel zeker sprake van groeiafzwakking, maar absoluut niet van een ineenstorting van de economie.

Is het dus toch weer de schuld van die te optimistische analisten.

 

(origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 14 mei 2018)

 

 

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s