Economen, ze hebben het moeilijk. Dat ze geen al te goede track-record hebben wat betreft korte termijn voorspellingen, was al enig tijd bekend, maar inmiddels lijken de problemen toch wat structureler van aard te zijn. Voorbeelden te over. Kunt u zich het gekrakeel nog herinneren toen de centrale banken van deze wereld hun balansen opbliezen en de markt met liquiditeit overspoelden? Hyperinflatie zou ons ten deel vallen. Ruim acht jaar later en van desastreuze geldontwaarding is nog steeds geen sprake. Toen in 2015 en 2016 de olieprijs halveerde zou dat de opmaat zijn voor een sterk en consumptie gedreven groeiherstel. Een stijging van het besteedbaar inkomen, een waardeoverdracht van de oliestaten naar de Amerikaanse consument, de motor achter de wereldeconomie: klinkt logisch, toch? Het zal vast een rol hebben gespeeld, maar van een krachtig groeiherstel lijkt in de VS nog steeds geen sprake. Nog zo eentje: Amerikaanse aandelenmarkten en huizenprijzen zijn de afgelopen vijf jaar sterk opgelopen, waarmee het netto vermogen inmiddels tot 40% boven de piek van 2007 ligt. Was dit vermogen vroeger de aanjager van bestedingen, momenteel houdt de Amerikaanse consument de hand op de knip. Krapte op de arbeidsmarkt dan? De Amerikaanse werkloosheid staat op het laagste niveau van de afgelopen 16 jaar, maar tot een sterke stijging van de lonen heeft het vooralsnog niet geleid. Daar sta je dan met je NAIRU (non-accelerating inflation rate of unemployment)en je Philips-curve (verondersteld verband tussen inflatie en werkloosheid).
Geen grote verrassing
Voor sommige critici komt het als geen al te grote verrassing. Wat wil je als je theorieën baseert op veronderstelde ultra-rationaliteit van mensen en je werkt met modellen waar geld en de financiële sector geen duidelijke rol hebben? Hoewel dat terechte kritiek is voor de modelmatige economische analyse, geloof ik nou niet dat je daarmee de eerder genoemde voorbeelden verklaart. Meer praktisch wordt verwezen naar de verstorende werking die uitgaat van hetgeen je de grote thema’s van deze tijd kunt noemen: globalisering, de opmars van technologie en de sterke (inkomens)ongelijkheid. Het speelt allemaal zeker een rol, maar het roept tegelijkertijd ook de vraag op waarom die impact nu zoveel groter zou zijn dan vroeger. Technologische vooruitgang en globalisering zijn nou niet bepaald nieuwe factoren en hoewel de ongelijkheid is ongetwijfeld toegenomen in een land als de VS, kijk je naar de wereld als geheel dan valt het met de toegenomen ongelijkheid erg mee.
Gaat het hier om tijdelijke afwijkingen of is er iets structureels aan de hand? De groeiende lijst van missers lijkt in elk geval voor de tweede optie te pleiten. Toch gaat het er bij mij nog steeds moeilijk in dat een lage werkloosheid, een gestegen besteedbaar inkomen en sterke toename in netto vermogen zich niet in hogere groei zal gaan vertalen.
(origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 26 juni 2017)