http://www.businessinsider.com/inflation-talk-2014-5
Lage groei en bijna geen inflatie: geen wonder dat de Amerikaanse kapitaalmarktrentes dit jaar weer gedaald zijn. De vraag is alleen hoe lang inflatie nog laag kan blijven.
Veel economen zullen die vraag vrij makkelijk met het antwoord ‘vrij lang’ van de hand doen. De Amerikaanse werkloosheid is nog steeds hoog, de bezettingsgraad ligt comfortabel onder de historische gemiddelden en van grondstoffen- of voedselprijzen lijkt dit jaar ook geen al te grote opwaartse prijsdruk uit te gaan. Om met economen te spreken: er zijn nog voldoende ongebruikte productiemiddelen (werkloosheid, leegstaande fabrieken) om een eventuele stijging van de vraag op te vangen, zonder dat dit tot inflatie leidt.
Uiteraard zijn er mensen die de opgeblazen balans van de Fed als een groot probleem zien, maar hoe die grote balans nu opeens tot hogere inflatie moet leiden, is daarbij een goed bewaard geheim. Milton Friedman wordt eens aangehaald (“inflation is always and everywhere a monetary phenomenon”) maar dat de balans al drie jaar opgeblazen is en nog steeds niet tot inflatie heeft geleid wordt daarbij voor het gemak maar even verzwegen. Zeker, te veel geld kan tot inflatie leiden, maar of dat nu of pas over tien jaar gebeurt, was zelfs voor Friedman onduidelijk. Aangezien timing in de financiële markten everything is, hebben we doorgaans niet zo heel veel aan gebeurtenissen die misschien over een jaar of nog een jaar later gaan plaatsvinden.
Toch is de redenering van de ongebruikte productiemiddelen iets te makkelijk. Kijk als voorbeeld even naar het idee van die leegstaande fabriek. Sinds de klap van 2008 zijn we inmiddels zes jaar verder, en gedurende die tijd zal er niet al te veel in zo’n fabriek geïnvesteerd zijn. De machines zijn verouderd, kennis over de processen verdwenen en misschien is zelfs de vraag naar het eindproduct al helemaal niet meer aanwezig. Die fabriek staat dus wel leeg, maar het is goed mogelijk dat hij dat altijd zal blijven, zelfs als de economie hard begint te draaien.
Het tweede voorbeeld is de arbeidsmarkt. Er staan inderdaad nog steeds erg veel mensen aan de zijlijn, maar dat zegt zeker niet alles. Iemand die zes jaar geleden ontslagen is als arbeider in een autofabriek in Detroit is niet altijd even geschikt om als techie te gaan werken bij Google, bijvoorbeeld. Meer in het algemeen gezegd: de vraag naar arbeid, sluit niet aan bij het aanbod daarvan. In zo’n geval is het dus goed mogelijk dat hoewel er nog steeds een hoge werkloosheid is, er toch al sprake is van krapte op de arbeidsmarkt. Onderstaande grafiek laat zien dat dat probleem zich inmiddels al voordoet in de VS: het aantal banen waar geen (goede) invulling aan gegeven kan worden is gestaag gegroeid.
Langste inleiding ooit, want nu pas kom ik bij die grafiek. Wat die grafiek laat zien is dat het midden- en klein bedrijf (via maandelijkse enquêtes) inmiddels aangeeft de compensatie voor arbeid te hebben verhoogd. Weliswaar nog niet naar de niveaus die we in 2005-’07 hebben gezien, maar inmiddels wel weer in de richting van het lange termijn gemiddelde. Het aardige is dat deze enquête als een aardige voorlopende indicator voor de loongroei in de hele economie fungeert (de lichtblauwe lijn is een halfjaar vertraagd).
Het verband is niet perfect (2004-05 is een duidelijke uitzondering) en het is ook niet zo dat lonen nu in één rechte lijn omhoog zullen gaan, maar een grafiek als deze is interessant genoeg om in je achterhoofd te houden, zeker als je overweeg om een Amerikaanse staatsobligatie te kopen.